Een ander bewijs voor de hoge waarde die Jezus aan vrouwen toekende is de manier waarop Hij hen -zowel fysiek als geestelijk onderrichtte. Talloze genezingen en uitdrijvingen van boze geesten van vrouwen laten de zorg van Jezus voor vrouwen zien. Regelmatig wordt hier in de Bijbel kort op ingegaan. Jezus genas de schoonmoeder van Petrus (Marcus 1:30; Matteüs 8:14-15; Lucas 4:38-39). Jezus was ook bezorgd om de weduwe uit Naïn (Lucas 7:11-15). Toen Jezus het verdriet zag van deze vrouw, toen haar enige zoon, die overleden was, werd uitgedragen, werd Hij met ontferming over haar bewogen en sprak troostende woorden tegen haar. Later genas Hij nog de vrouw die al achttien jaar verkromd was (Lucas13:10-17). Wonderbaarlijk genoeg deed Hij dit op een sabbat en in de synagoge voor de ogen van vijandig gezinde religieuze leiders. Hij sprak liefdevol tot haar, legde haar de handen op, en maakte haar rug weer recht, waarna ze God verheerlijkte. Hiermee erkende Hij de gelijkwaardigheid tussen man en vrouw door haar 'dochter van Abraham' te noemen (Lucas 13:16), wat voor de Joden een belangrijke religieuze erfenis was (Johannes 8: 30-57).
In drie evangeliën zijn twee verhalen te vinden die met elkaar verweven zijn. Een arme vrouw, die al twaalf jaar aan bloedvloeiingen leed stelde een groot geloof ten toon door te breken met de religieuze en sociale gebruiken in die tijd; zij waagde het om in een grote menigte Jezus aan te raken (Matteüs 9:20-22; Marcus 5:25-34; Lucas 8:43-48), om zodoende door Hem genezen te worden. In plaats van dat Jezus haar terechtwees, noemde Hij haar liefdevol 'dochter', versterkte haar geloof en gebood haar te gaan in vrede (van God). Daarna ging Hij naar het huis van Jaïrus, die juist, samen met zijn vrouw, hun twaalfjarig dochtertje had verloren. Bovenop het feit dat Jezus door de onreine bloedende vrouw was aangeraakt (>Leviticus 15:19-22), raakte Jezus ook het dode meisje aan en gaf haar levend en wel terug aan haar ouders (Matteüs 9:23-25; Marcus 5:35-43; Lucas 8:49-56).
Jezus' zorg voor behoeftige en kwetsbare vrouwen is duidelijk te zien in deze voorvallen. Van de bodem van de sociale ladder tot de top ervan (de vader van het meisje was een overste der synagogen) werden vrouwen, net als mannen, liefdevol door Hem geholpen.
Een andere vrouw, een vreemdeling notabene, riep de hulp in van Jezus omdat haar dochter bezeten was van boze geesten. Ze was vasthoudend, intelligent en pienter en liet een groot geloof zien en Jezus genas daarom haar dochter. In Rabbijnse geschriften worden vrouwen zelden gepresenteerd als positief en tonen al helemaal geen geloof, of theologisch verstand. Maar Jezus gebruikte deze vrouw als een voorbeeld van Zijn eerdere onderricht over onreinheid (Matteüs 15:10-20; Marcus 7:14-23). Jezus' discipelen beschouwden deze niet-joodse vrouw als onrein (>Handelingen 10:28). Jezus stelde haar religieuze vasthoudendheid op de proef, vergrootte haar begrip van spirituele waarheid en willigde haar verzoek in terwijl Hij haar onderwijl een compliment gaf voor haar groot geloof.
In het vierde evangelie lezen we over de bezorgdheid van Jezus voor Zijn moeder in de laatste woorden voor Zijn sterven(Johannes 19:26-27). Jezus wilde dat er na Zijn dood goed voor Zijn moeder zou worden gezorgd.
Naast de zorg van Jezus voor de fysieke noden van de vrouw, stelde Hij ook veel belang in hun geestelijke nood. Een voorbeeld hiervan kunnen we zien in Johannes 4. Jezus sprak met de Samaritaanse vrouw als een individu en wist van haar specifieke noden. Jezus gaf haar dezelfde aandacht, zorg en interesse dan dat Hij bij mannen deed. Sterker nog; een interessant contrast zien we tussen Nicodemus (hfdst. 3) en de Samaritaanse vrouw (hfdst.4). Hij kwam in het geheim, zij was open. Hij twijfelde, zij geloofde. Jezus leerde haar specifieke religieuze waarheden over God, aanbidding en de Messias. Hoe groots deze gebeurtenissen ook zijn, toch hebben sommige feministen de details overdreven en hebben bepaalde concepten toegevoegd om de rol van de vrouw te versterken. Desalniettemin springen drie aspecten van deze gebeurtenis er uit: 1) Jezus sprak met een vrouw (vrs. 27), hetgeen de discipelen zeer verbaasden; 2) zij was een Samaritaanse (vrs.9); 3) Hij leerde haar religieuze waarheden in schril contrast met de rabbijnse praktijken van die tijd.
Een aantal gebeurtenissen echter, verdienen toch wat extra aandacht. In Lucas 11:27-28 lezen we dat een vrouw uit de schare Jezus toeroept en zegt hoe gezegend Zijn moeder was dat ze Hem mocht baren en verzorgen. Jezus gaf haar de volledige aandacht door naar haar te luisteren maar corrigeerde haar wel vriendelijk doch beslist door te wijzen op spiritueel begrip die verder gingen dan dat. Hij zei dat degene die Gods woord horen, en bewaren, zalig zullen zijn. Jezus ontkende niet de plaats van Zijn moeder, maar ging verder in op een veel groter religieus begrip. In een ander incident maakt Salome, de vrouw van Zebedeüs en de moeder van Jakobus en Johannes zich zorgen om de positie van haar zonen in het Koninkrijk van God (Matteüs 20:20-22). Het lijkt erop dat zij 'aanbad' met een zelfzuchtig motief. Dit incident had plaats kort nadat Jezus had gesproken over de twaalf van Israël op de troon zijner heerlijkheid (Matteüs 19:28). De discipelen dachten dat het Koninkrijk terstond openbaar zou worden (Lucas 19:11). Zij waren bezorgd om hun positie en autoriteit. Misschien hadden Johannes en Jakobus via hun moeder gevraagd om zo verdere terechtwijzing van Jezus over hun belangrijkheid in het Koninkrijk te voorkomen (>Marcus 9:34-37; Lucas 9:46-48). En weer wordt Jezus' milde afkeuring omgezet in een religieuze les in bescheidenheid en zelfopoffering (Matteüs 20:27-28). Jezus was voortdurend bereid om in tweespraak te gaan met vrouwen en hun te onderwijzen.