Het rijkste gezin in de kerk



Nooit zal ik het Paasfeest van 1946 vergeten. Ik was veertien jaar oud, mijn zusje Ocy was twaalf, en mijn oudere zus, Darlene, was 16 jaar. Wij woonden bij onze moeder en waren gewend om met weinig dingen toe te kunnen. Mijn vader was vijf jaar daarvoor overleden. Hij liet mijn moeder achter met zeven schoolkinderen om op te voeden, en weinig geld daarvoor.

In 1946 waren mijn oudste zussen getrouwd en mijn broers het huis uit. Een maand voor Pasen kondigde de voorganger van onze kerk aan dat er een speciale Paasinzameling zou worden gehouden voor een arm gezin in onze gemeente. Hij verzocht iedereen om flink te sparen en veel te offeren voor dit gezin.

Eenmaal thuisgekomen, spraken we er met elkaar over wat wij konden doen om dit gezin te helpen. We besloten om vijfentwintig kilo aardappelen te kopen en om daar de rest van de maand van te leven. Dit gaf ons de gelegenheid om twintig dollar aan kruideniersgeld uit te sparen voor ons Paasoffer. Wanneer we ons elektrisch licht zo weinig mogelijk zouden gebruiken, en het gebruik van de radio tot een minimum zouden beperken, dan zouden we de elektriciteitsrekening van die maand kunnen uitsparen. Darlene nam zoveel mogelijk huis-tuin-en keukenklusjes aan als ze maar kon, en samen gingen we babysitten voor wie ons maar wilde gebruiken. Voor vijftien cent konden we genoeg katoen kopen om drie pannenlappen te maken die konden we verkopen voor een dollar per drie. We verkochten voor 20 dollar aan pannenlappen.
Het was èèn van de fijnste maanden van ons leven.

Elke dag telden we het geld om te zien hoeveel we al bij elkaar hadden gespaard.
's Avonds zaten we ons in het donker te verheugen over het arme gezin die het geld zo hard nodig had, en wat de kerk hun zou geven. We hadden ongeveer tachtig mensen in de kerk, dus dachten we, dat wát wij ook te geven hadden…het zou toch zeker twintig maal meer zijn. De voorganger had immers elke zondag de noodzaak van de actie in de kerk herhaald.

De dag vóór Pasen, liepen Ocy en ik naar de kruidenier om al ons kleine geld voor drie knisperende twintig dollarbiljetten en èèn tien dollarbiljet  om te laten wisselen. We renden snel naar huis om ze aan mam en Darlene te laten zien. We hadden nog nooit zoveel geld gehad! We konden die nacht amper slapen. Het raakte ons niet dat we geen nieuwe kleren voor Pasen hadden, we hadden zeventig dollar voor de speciale Paas-inzameling.

We konden haast niet wachten tot we bij de kerk waren! Die zondagmorgen regende het pijpenstelen. We hadden geen paraplu en de kerk lag ongeveer anderhalve kilometer van ons huis af, maar het maakte ons niet uit hoe nat we werden. Darlene had een stuk karton in haar schoenen om de gaten mee op te vullen. Het karton viel uit elkaar en haar voeten werden nat.  

Maar we zaten maar wát trots in de kerk. Ik hoorde een paar tieners praten over de meisjes van Smith en dat die hun oude jurken aanhadden. Ik keek naar hoe ze daar zaten in hun nieuwe kleren en voelde me rijk.

Toen de speciale inzameling begon, zaten we op de tweede rij vooraan. Mam gaf het tien dollarbiljet en ieder van ons gaf de twintig dollar. We zongen de hele weg naar huis. Tegen etenstijd had mam nog een verassing voor ons. Ze had een dozijn eieren gekocht, en we hadden dus gekookte paaseieren bij onze gebakken aardappelen!

In de namiddag kwam er een auto voorrijden. Het was onze voorganger. Mam ging naar de deur, praatte even met hem, en kwam toen terug met een envelop in haar hand. We vroegen wat het was, maar ze zei geen woord. Toen ze de envelop openmaakte kwam er een smak geld uit rollen.  Er waren drie twintig dollarbiljetten, eentje van tien dollar en zeventien èèn dollarbiljetten.

Mam stopte het geld terug in de envelop. We zeiden niets, maar staarden allemaal naar de vloer. Ons miljonairsgevoel was in èèn klap veranderd in het gevoel van straatarme mensen te zijn. Wij hadden als kinderen zelf zo'n gelukkig leven, dat we erg mee konden voelen met mensen die geen vader en moeder hadden en een huis vol broers en zussen en waar andere kinderen doorlopend over de vloer kwamen. Wij hadden er plezier in om bestek te delen en om te zien wie ditmaal de vork of de lepel kreeg om mee te eten. We hadden twee messen die doorgegeven werd aan degene die hem nodig had. Ik wist best wel dat we een boel dingen niet hadden die andere mensen wel hadden, maar ik had er nooit bij stilgestaan dat we arm waren. Het was dát Pasen dat ik ontdekte dat we dat waren.
De voorganger bracht óns het geld voor het arme gezin, dus moesten we wel arm zijn. Ik vond het niet leuk om arm te zijn. Ik keek naar mijn kleren en mijn versleten schoenen en ik schaamde mij erg. Ik wilde niet eens meer terug naar de kerk. Iedereen zou daar waarschijnlijk inmiddels wel weten dat we arm waren.

Ik dacht aan school. Ik zat in de eerste klas van het voortgezet onderwijs en hoorde bij de top van de meer dan honderd leerlingen. Ik vroeg mij af, of de kinderen van school wisten dat we arm waren. Ik besloot dat ik van school kon gaan, omdat ik toch al het basisonderwijs had gevolgd. Meer verlangde de wet niet van mij, in die tijd.

We zaten een hele tijd in stilte bij elkaar. Toen werd het donker, en gingen we naar bed. De rest van de week gingen de meisjes naar school en kwamen weer thuis. Er werd verder niet veel gesproken. Uiteindelijk vroeg mam ons op zaterdag wat wij wilden doen met het geld. Wat doen arme mensen met geld? We wisten het niet. We hadden nooit geweten dat we arm waren.

We wilden niet naar de kerk, de volgende zondag, maar mam zei dat we moesten gaan. Hoewel het een zonnige dag was, werd er onderweg niet gepraat. Mam begon te zingen, maar niemand zong mee, en ze zong maar èèn couplet.

We hadden een zendeling als voorganger. Hij vertelde over hoe kerken in Afrika werden gebouwd met zongedroogde stenen, maar dat ze geld nodig hadden voor de daken. Hij zei dat er voor honderd dollar een dak op een kerk kon worden geplaatst.

De voorganger zei:”Kunnen wij een offer brengen om deze arme mensen te helpen?"
We keken elkaar aan en voor het eerst die week werd er door ons gelachen. Mam pakte haar tas en nam de envelop er uit. Ze gaf hem door aan Darlene. Darlene gaf hem aan mij, en ik overhandigde hem aan Ocy. Ocy gaf de envelop voor de inzameling.

Toen het resultaat van de inzameling werd geteld, zei de voorganger dat het iets meer dan honderd dollar had opgeleverd. De zendeling was erg blij. Hij had niet zulke grote gaven verwacht van zo'n kleine kerk. Hij zei:”Jullie moeten vast wel rijke mensen in jullie kerk hebben!”

En ineens werd het ons duidelijk! Wij hadden zevenentachtig dollar gegeven van die 'iets meer dan honderd dollar'. Wij waren de rijkste familie in de kerk! Had de zendeling het niet zelf gezegd? Vanaf die dag ben ik nooit meer arm geweest.
Ik wist voor altijd hoe rijk ik was, omdat ik Jezus had!


Eddy Ogan
Vertaling:
©2004 Het Zoutvat