God, de Vader, is de eigenaar is van de kudde mensen, naar wie symbolisch verwezen wordt als schapen. God geeft Zijn kudde over aan degene, die Zijn zoon is, Jezus de Christus.

Voor de Goede Herder is geen moeite te groot om voor ons, zijn schapen, te zorgen. Hij houdt van ons om onzentwil, evenals voor zijn eigen blijdschap in ons. Hij is 24 uur per dag aan het werk om erop toe te zien dat wij in ieder opzicht op de juiste wijze voorzien worden.
Schapen zijn erg schuwe dieren. Als zij een hond zien of horen blaffen of een ander dier, dan stuiven zij in een bepaalde richting, omdat zij maar één manier van verdediging kennen, en dat is wegrennen. Echter, het zien van hun meester tussen hen, en dit geldt in het bijzonder voor de herders en de kudden in het Midden Oosten, leidt tot zekerheid en tevredenheid.

Voor ons als Christenen kunnen wij hetzelfde tevreden gevoel hebben door bij God de Vader te komen en onze lasten en zorgen voor Hem neer te leggen en dan Hem toe te laten om onze herder, Christus, ons leven te laten leiden. Christus werkt ijverig om de weiden van ons leven voor te bereiden, zodat wij voldoende voedsel kunnen vinden om van te leven.
Palestina is droog en dor. Wanneer een herder zijn kudde verweidt van de ene weide naar de andere en van en naar de kooi, dan houdt hij de hele dag één ding in gedachten: Hij moet zijn kudde naar een drinkplaats leiden. De verfrissing van goed water maakt dit tot het meest geliefde uur van de dag. De plaats, waar dit gevonden wordt temidden van de ruwe, waterarme heuvels en vlakten, is de kroon op de niet aflatende zorgzaamheid van de herder. Na de hitte en de stoffige omzwervingen is een drinkplaats erg verfrissend voor de schapen.

Christus, onze herder, voorziet in het goede schone heldere zuivere en koele water der dingen van de Geest om onze dorst mee te lessen.
Hij verkwikt mijn ziel wijst op een belangrijke kant van de natuur van Christus, onze Goede Herder. Hij gaat op zoek naar ons wanneer wij afgedwaald zijn of in problemen geraakt zijn of terneer geslagen zijn.
Dalen worden gevormd door diepe ravijnen met geulen, uitgeslepen in de flanken van de bergketens. Hierdoor leidden de herders hun kudden tijdens de zomermaanden naar hoger gelegen gronden voor het grazen op betere weiden.

Voor ons is het dal van de schaduw des doods een beeld van de moeilijke en zware periodes in ons leven - dalen die wij door moeten gaan om op hogere gronden te komen in onze ervaring als Christen. Het feit dat David schreef ik ging door betekent dat het dal van de schaduw des doods niet de dood heeft betekent. Het is iets waar wij doorheen moeten gaan.

Satan voert aanval na aanval op ons uit, en probeert om alles wat wij doen en alles waarvoor wij staan, verkeerd voor te stellen. Wij moeten veel dichter en hechter bij elkaar staan dan ooit tevoren. Wij moeten alle gevoelens van trots achter ons laten, gevoelens van zelfrechtvaardiging en bevordering van onze eigen wil. Alleen wanneer wij dicht bij elkaar blijven, zullen wij in staat zijn om deze aanvallen en die nog komen zullen af te slaan. Wij moeten ons er van vergewissen dat er geen enkele kink in onze wapenrusting is. Wij moeten naar onze herder zien en die houding aannemen, waarover hij sprak en die hij leefde tijdens zijn menselijk bestaan hier op aarde.
In de cultuur van het Midden Oosten worden schapen niet bij elkaar gedreven zoals het met vee gebeurt. Zij worden geleid door een herder. De herder loopt voorop en de schapen volgen hem. Wanneer zij over de weidegronden lopen, moet de herder erg voorzichtig zijn. Sommige paden leiden naar afgronden. Anderen leiden naar plaatsen waar de schapen hun weg terug niet meer kunnen vinden. Een herder moet voorop gaan, zijn schapen in "rechte sporen" leiden.

Christus, als onze Goede Herder, wenst ons te leiden (niet drijven) in dit alles. Hij kent (onder de aanwijzingen en bevelen van zijn Vader) de goede en afwisselende weiden voor ons om ons te goed te doen. Christus zal ons nooit opdrijven maar veeleer tot ons "spreken" door zijn werk met de Heilige Geest, die onze geest opent en stuurt om de Bijbel te begrijpen en wat Gods wil voor ons is - en wij moeten als zijn schapen het "geluid" van zijn stem volgen.
Wanneer de schapen weer naar de kooi gingen, hield de herder hen weer met zijn lichaam tegen en gebruikte weer zijn stok om hun vacht op te tillen en ze met zijn handen te onderzoeken - de schapen onder de roede doorgaan zoals hiervoor besproken. Wanneer hij wonden vond of zweren, deed hij olijfolie op de verwonding of zere plek, en wanneer de wond open was teer van de ceder. Soms zou er een schaap zijn dat niet gewond was maar gewoon uitgeput. Voor deze zou hij dan zijn kop en gezicht nemen en deze in olijfolie baden en dan een beker met dubbele handvatten nemen, overvloeiende met water, en deze tot de bek van het uitgeputte schaap brengen om het te drenken.

Het beeld van deze twee zaken, gezalfd met olie, en heil en goedertierenheid zullen de schapen volgen verwijzen naar Christus’ liefdevolle zorg en bezorgdheid voor ons, en wat het resultaat van deze zorg in ons leven zou moeten zijn.
Christus wil ons zalven wanneer wij ontmoedigd zijn en terneergeslagen en ons de frisse wateren van Gods Geest brengen om te drinken.
De stok wordt als een soort knots gebruikt tegen dieren die de schapen willen roven. De herder vertrouwde op de staf als een beveiliging voor zichzelf en de kudde tegen gevaar. En zo konden de schapen zich ook gerust voelen wanneer zij zagen dat de stok ter verdediging in de handen van de herder was.

Voor Christenen is de "stok" van Christus Gods Woord.

De staf werd ook gebruikt om de schapen te begeleiden, niet door te slaan, maar veeleer een zachte druk uit te oefenen tegen de zijde van het schaap, om het langs een bepaald pad te leiden. Soms kon een herder verder lopen met een schaap, terwijl zijn staf het zachtjes aanraakt, zodat zij met elkaar "in contact" waren.

Al deze dingen verwijzen naar de werking van de Trooster, de Heilige Geest van God. Door de Geest trekt Christus ons dicht naar zich toe en is hij met ons.
Elke dag moet een herder goede en veilige foerageplaatsen voor zijn schapen uitzoeken, in het bijzonder wanneer zij door de woestenij trekken. In deze zin "richtte hij een dis voor hen aan", en in feite is dit een "tafel" in zijn ogen omdat het uitgespreid is op de helling van grazige weiden. Tijdens de tijd dat de schapen aan het grazen zijn, moet de herder zijn bekwaamheid en moed tonen, omdat grazen vaak plaats vindt in de "aanwezigheid" van de vijanden van de schapen. Dit kunnen giftige planten in het gras zijn, of slangen die in holen liggen en de schapen in hun neus kunnen bijten. En natuurlijk zijn er de roofdieren zoals jakhalzen, wolven, hyena’s en zelfs panters.

Als Christenen moeten wij voorzichtig zijn om zomaar alles te "eten" dat op onze weg komt in leerstelling, houding of ervaring. Velen eten jammer genoeg de gifkruiden van valse leer - zij laten niet de Goede Herder hen naar de dis leiden, die hij voor hen aangericht heeft. De herder roept hen. Maar velen luisteren niet. Op gelijke wijze zijn er velen die zich gedragen als wolven in de kudde. Zij zijn niet geïnteresseerd in het geestelijk welzijn van de schapen, zij willen hen alleen maar "scheren" en van hun opbrengst leven. Het enige antwoord is dicht bij onze herder te blijven, met gebed en studie, en wanneer nodig vasten en ook aan zijn "dis" eten, en hem in staat stellen om ons te verdedigen tegen de roofdieren om ons.
Als gevolg van de uitgelezen zorg en beheer van de herder werden de velden en weiden, waar de schapen graasden, op den duur een zeer produktief en waardevol land. Verschillende onkruiden zouden verdwijnen, en het land zou vruchtbaar worden, vrij van onkruid, en in staat om rijke weiden voort te brengen.

Het beeld van deze twee zaken, gezalfd met olie, en heil en goedertierenheid zullen de schapen volgen verwijzen naar Christus’ liefdevolle zorg en bezorgdheid voor ons, en wat het resultaat van deze zorg in ons leven zou moeten zijn.
Deze zin verwijst naar de schapen, die tevreden verblijven in het "huis" van de familie van de herder. De schapen willen nooit rondzwerven of een andere herder toebehoren. Zij zijn thuis bij hun herder en de medeschapen van de kudde.
God riep ons om één kudde met één herder te zijn. Hij riep ons niet om verstrooide schapen te zijn, elk zijn eigen weg gaand. Wij hebben elkaar nodig. Wij moeten elkaar ondersteunen en eensgezind onze herder, Christus, volgen, en bidden dat hij ons een gezond verstand wil geven voor het doel en begrip van Gods wil.
Het commentaar bij deze afbeeldingen is ontleend aan een heldere en duidelijke Bijbelstudie over Psalm 23, die in een nog veel uitgebreidere versie op het www staat:

Hij roept hen bij name: een studie van Psalm 23